Vluchtpaden
Vluchtpaden
Wat direct opvalt is dat in Buggenum de huizen aan één kant van de weg gebouwd zijn. Kenmerkend is dan ook het spreekwoord “In Böggeme is de kook aan eine kantj gebakke.”Ook de naam van de Carnavalsvereniging ”de halve gare” is te herleiden naar de bebouwing aan één kant van de weg.
Aan de andere kant van de weg ligt het uiterwaardengebied dat vroeger veelvuldige overstroomde, soms wel twee of drie keer per jaar. Enkele malen (1926, 1993 en 1995), is het water zo hoog gestegen dat het ook in de huizen kwam. Om zich tegen hoogwater te beschermen hebben de huizen bijna allemaal verhoogde ingangspartijen. Tussen de woningen konden onderling planken worden gezet, afgedicht met geel zand, om te voorkomen dat het water achterom de stallen inliep.
Werd de nood erg hoog dan kon men via aangelegde vluchtpaden achter de woningen het vee overbrengen naar hoger liggend gebied. In het droge seizoen werden deze paden ook wel gebruikt als kortste weg naar de kerk of om achterom een praatje met de buren te maken.
Het padenstelsel dat parallel loopt aan de hoofdwegen, kreeg voor het eerst in 2000 cultuurhistorische erkenning toen het de provinciale wedstrijd ‘Erfgoed al goed’ won. Aangemoedigd door deze erkenning vroeg de Stichting Buggenum door de Eeuwen Heen samen met de Gemeente Haelen, in 2001 een Belvederesubsidie aan om de vluchtpaden voor de toekomst veilig te stellen. Nadat de subsidie was verkregen begon de Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg (IKL) aan de restauratie.
De drie vluchtpaden zijn: